Boyolali en Julie, een Indisch meisje eind 2017 of begin 2018

Boyolali en Julie, een Indisch meisje eind 2017 of  begin 2018

1949 Deel 2 - Rijst met melk en suiker en hete lombok achter glas

Kerstmis 1949 – Julie was nu drie jaar in Nederland en had op 10 december haar 29ste verjaardag gevierd. Haar gezin was inmiddels uitgeroeid naar vier kinderen. De twee oudste jongens waren meegekomen uit Indië en nu 9 en 8 jaar oud. De twee jongere kinderen waren een meisje van bijna 2 en een jongetje van 6 maanden. Anton, haar vriend zou over een paar weken 38 jaar oud worden en was op deze kerstdag onderweg naar zijn oude moeder die bij haar dochter Marie inwoonde. Julie was er aan gewend geraakt dat Anton de zondagen vaak afwezig was. Hij had nu eenmaal een zeer sterke moederband. Anton was als vierde en laatste kind uit een  ongelukkig huwelijk in 1912 ter wereld gekomen. Geboren in het kleine dijkhuisje aan de haven van Den Helder. De woonkamer aan de straatkant was als kruidenierswinkeltje in gebruik genomen. Anton’s vader was enige maanden na zijn geboorte weer uitgezeild. Werkend als bootsman op een marineschip. Moeder Helena was opgelucht geweest. Het was haar vaak teveel geweest. Die humeurige man die soms een kwade dronk had en dan weer verveeld aan de haven had gestaan wachtend op een schip wat hem mee zou nemen. Het liefst naar Indië. Dat waren lange reizen die extra soldij opbrachten maar hem ook vaak naar Batavia bracht. Waar hij in het kroegenkwartier vlak bij de Chinese wijk voor weinig geld en zonder een zeurende vrouw zijn roes uit kon slapen.  

Op de kleine vliering van het dijkhuisje hadden de oudere broers van Anton geslapen. Zijn zus Marie sliep vaak in het huis van haar grootouders omdat thuis de achterkamer in beslag werd genomen door de ouderlijke sponde en de grote kledingkast met aan de onderkant drie brede ruime hoge laden. In de bovenste lade werden de lakens en ander textielgoed opgeborgen. Als vader thuis was dan trok moeder vaak de bovenste lade ver genoeg open waardoor baby Anton heerlijk kon slapen op de gevouwen en zachte lakens.
Moeder Helena had met hulp van de marinedirectie en de bereidwillige pastoor van de katholieke kerk het winkeltje kunnen huren. De drankschulden van haar man zorgden voor te weinig stabiele inkomsten. In de jaren die zouden komen werd kleine Anton steeds vaker onder de toonbank van het winkeltje te slapen gelegd. Hij vond het heerlijk om ’s morgens door z’n moeder gewekt te worden met een kommetje brood in warme melk met veel witte suiker. Soms was er ook wat kaneel door gemengd. Jozef haar derde kind bleek goed te kunnen leren. Al jong werd hij geselecteerd om aspirant Adelborst te mogen worden. Een eervolle officiersopleiding waar men toegelaten kon worden na het met succes behalen van een middelbare school diploma. Hij zou later stuurman op de grote vaart worden.

Moeder Helena van Wolferen stond een groot deel van haar magere inkomsten uit het winkeltje af voor de bijlessen en de kleding van Jozef. Hierdoor werden de oudste broer en enige zus enigzins achtergesteld en moesten beiden al na de lagere school uit werken gaan. Pas toen de echtscheiding tussen hun ouders was uitgesproken kreeg Helena via het Marinekantoor de alimentatie maandelijks uitbgekeerd en kon zij begin jaren twintig een ruimere woning met achtertuintje betrekken en zelfs een kamer verhuren aan een kostganger. Helena hield van haar sierkippen en samen met Anton verbouwde zij wat groenten in het achtertuintje. Samen konden zij ook genieten van de planten en bloemen die Anton had gezaaid of tijdens zijn zwerftochten in de polders had gevonden.

Toen de oudere kinderen buitenshuis waren gaan wonen hebben Anton en zijn moeder veel jaren samen doorgebracht. Zij waren steun en toeverlaat voor elkaar. Moeder Helena kon haar verhalen en zorgen delen als Anton zijn geliefde rijst met melk en suiker verorberde. Anton deed ook tuinklusjes bij de buren en droogde plantjes en bloemen tussen de bladzijden van dikke boeken. Op de MULO was Anton een gemiddelde leerling die vanwege zijn lengte al snel met kop en schouders boven veel andere kinderen uitstak. Hij bracht na schooltijd en bijna dagelijks met een bolderwagen de bestellingen rond van de firma van Wolferen waar zijn moeder bij gelegenheid meehielp.

In 1928 verhuisde Helena en Anton naar Aalsmeer en betrokken een huurwoning in Rijsenhout vlak bij het pontje wat Rijsenhout met Aalsmeer verbond. Anton was aangenomen op de Rijks Winter Tuinbouw School en zou daar tweejarige opleiding tot tuinman volgen. Na verloop van tijd voegde zich de inmiddels getrouwde dochter Marie bij hen. Haar man Arie was voor 2 jaar naar Soerabaya vertokken waar hij als machinist bij de onderzeedienst zou werken. Anton werd nu verzorgd door twee vrouwen. Ondanks de scheidingsproblemen rond zijn vader beschouwde Anton de periode 1920 – 1930 als de gelukkigste periode van zijn leven. Anton had de band met zijn moeder als zeer sterk en liefdevol ervaren. Geen enkele vrouw zou in haar schaduw kunnen staan. Julie was er al aan gewend geraakt dat Anton zijn moeder vaak bezocht en haar ook regelmatig geld toestopte. Julie had een klein weduwepensioen en wat spaargeld en was niet echt afhankelijk van Anton. Dat zij nog niet met Anton kon trouwen voelde Julie niet als een schande. Vier nieuw geboren kinderen werden tot 1951 als ‘van der Steur’ in het bevolkingsregister bijgeschreven. Anton was ingeschreven in Den Helder bij zijn oudere broer. Julie wist inmiddels wel van het bestaan van de andere vier kinderen van Anton die onder moeilijke omstandigheden niet ver bij Julie vandaan woonden.

Julie had een kleine cirkel om haarzelf en haar kinderen afgebakend. Haar woning, de winkels in de buurt, de scholen voor de kinderen. Het was een straal niet groter dan een kilometer in het rond. Het was een ontzichtbare bescherming tegen de invloeden van buiten die cirkel. Haar Indische uiterlijk en kleine postuur zorgden veelvuldig voor vragen en soms ook opmerkingen over haar afkomst. Vaak gevolgd door opmerkingen in de trant van: Oh ja, onze jongens vechten nu voor jou land!. Of: hadden jullie veel bedienden? En moet jij nu alles zelf doen?

Julie werd dagelijks herinnerd aan Indië. Door krantenkoppen, nieuwsuitzendingen en de talloze opmerkingen op straat. Haar moeder Charlotte kwam regelmatig met de laatste nieuwtjes uit Den Haag over. Zij woonde samen met een paar van haar zussen die allen als weduwe naar Nederland waren gerepatrieerd. Liever had Julie al deze nieuwtjes, verhalen en opmerkingen niet gehoord. Zij wilde vergeten, vergeten, vergeten. De kinderen en haar thuiswerk gaven Julie in die periode niet altijd voldoende afleiding voor de soms emotionele stormen in haar  hoofd die telkens aangewakkerd werden door de prikkels van buitenaf die haar dagelijks werden aangereikt. Als het haar te veel werd dan was de kerk een veilige vluchthaven. Zij sprak regelmatig met de pastoor van haar kerk en luisterde goed naar zijn zalvende woorden en zijn adviezen. Het terugtrekken in zichzelf, in haar werkkamer of verstopt achter een handwerk in de woonkamer zitten zou Julie tot op hoge leeftijd volhouden. Julie zorgde ervoor dat er bijna altijd ‘iets’ tussen haarzelf en haar directe omgeving zou zijn. Dit ‘stoor me even niet want ik ben bezig’ gedrag was als een soort muur van glas. Julie was bereikbaar en tegelijk onbereikbaar.

Op dinsdag 27 december 1949 haalde Julie opgelucht adem. Eindelijk was de Republiek Indonesië erkend. Julie wist wel beter. Zij was op straat geweest in Batavia op 17 augustus 1945 toen Soekarno de onafhankelijkheid van Japan en Nederland had aangekondigd. Nederland had er na vier jaar Japanse bezetting meer dan vier jaar overgedaan om in te zien dat de heerschappij over Indië na 350 jaar definitief voorbij was. Julie realiseerde zich op 27 december ’47 dat zij nu veilig was. Zij was nu écht Nederlands net zo als haar twee kinderen die op Java waren geboren. Er was geen weg meer terug. De naar Indië gestuurde Nederlandse soldaten zouden allemaal weer naar Nederland terug komen. Ook de twee zoon’s van Julie’s Amsterdamse buurvrouw die al sinds 1946 verplicht in Bandoeng gelegerd waren en daarom een hekel aan Julie had. Indische-Nederlanders hadden een eigen regering gehad. De Nederlandse Staat had daarom ook zeer duidelijk gezegd dat alle schade die de Indische-Nederlanders en de Nederlanders in Indië hadden geleden door Nederlands-Indische regering afgehandeld moest worden en dat de toenmalige bewoners zelf harde bewijzen van hun materiële verliezen moesten leveren. Julie had geen idee hoe zij deze ‘bewijzen’ zou kunnen verzamelen. Haar bezittingen waren geconfisceerd geweest. Haar huis had zij moeten verlaten. En later zou Julie horen dat de archieven van de banken en de overheden door de KNIL soldaten en later de Indonesiërs in brand waren gestoken. Veel Indo’s waren als kale kippen in Nederland aangekomen en hadden hun bezittingen noodgedwongen achter moeten laten. Hun veren waren door de Japanners geplukt. Daar hadden de Japanse soldaten op geslapen. De Japanners zouden de wiedergutmachung fakturen gedeeltelijk aan de na-oorlogse Nederlandse regering betalen maar niet aan de opgeheven Nederlands-Indische regering. Deze zo genoemde backpay-kwestie is tot op de dag van vandaag nog niet afgerond.

Julie had met Anton een soort culinaire mazzel. Hij hield volstrekt niet van Indisch eten. Hierdoor was Julie niet gedwongen om Indisch te koken waardoor Julie meer tijd zou besparen en geïntgereerd over zou komen. Anton hield van gekookte aardappelen met vette jus. Van draadjesvlees zoals zijn moeder het had gemaakt. Als dessert had hij het liefst rijst met melk en suiker. Soms met een beetje kaneel. Julie had op moeilijke dagen genoeg aan een klein potje hete chilli’s. Het liefst ingelegd in zoete azijn. Julie huilde dan hete tranen met een gloedvol excuus uit een glazen potje.


1949 Anton 4de van rechts op de snelweg Amsterdam-Utrecht

1949 De Amsterdamse Ford fabriek draait weer


1949 Nog veel Amsterdamse families wonen in krotten

1949 De jeugd eist vrede 

1949 Tenstoonstelling

1949 23 december Mohamed Hatta komt op Schiphol aan

1949 Terugkeer militairen uit Nederlands-Indië


5 historische filmpjes over Amsterdam en Indië periode 1946 - 1949 






Geen opmerkingen:

Een reactie posten