Boyolali en Julie, een Indisch meisje eind 2017 of begin 2018

Boyolali en Julie, een Indisch meisje eind 2017 of  begin 2018

1939 - Julie, van Batavia naar Soerabaya

Ondanks haar zelfgenomen ontslag vanwege seksuele intimidatie door een afdelingschef bij de PTT genoot Julie van haar nieuwe vrijheid. Het was zomer 1939 in benauwd Batavia. Zij had wat geld gespaard en zocht naar nieuw werk. Anderzijds had zij er weinig behoefte aan om telkens opnieuw uit te moeten leggen tijdens sollicitaties waarom en onder welke omstandigheden zij bij de PTT vertrokken was. Zij had immers ‘vrijwillig’ ontslag genomen maar geen ‘uitstekende referentie’ meegekregen. En zomaar ontslag nemen uit een schaarse ambtelijke functie deed je niet.

Batavia was in 1939 een snel groeiende en dynamische stad met een zeer diverse bevolking. Door het handelsverkeer verbleven er veel bezoekers uit vele landen voor kortere of langere tijd in de havenwijken waar ook het uitgaansleven vele bezoekers trok naar de cafés, danstenten en bordelen. Het culturele leven werd bepaald door Nederlandse, Duitse, Amerikaanse en Engelse films en de modetrends uit Nederland en andere landen van Europa. De in Indië verschijnende kranten schreven dagelijks over de opkomst en de gevolgen van het fascisme in Europa en over de politieke reacties vanuit Nederland en uit de omringende landen. 


Nederland stond op het punt zich te mobiliseren en ook in Nederlands-Indië werd er druk gespeculeerd over wat de Japanners zouden gaan doen en welke maatregelen er in Indië genomen moesten worden. De oorlogsdreiging was ook op Java aanwezig er waren militaire oefeningen en in de kranten werd er bij voortduring geschreven hoe goed het leger zich aan het voorbereiden was. Toch leek men zich in Indië meer zorgen te maken om Europa dan om het eigen gebied. Men ging er gewoonweg vanuit dat de Japanners relatief makkelijk weg waren te houden. Deze onderschatting zou pas rond maart 1942 veranderen toen Japan in minder dan drie maanden tijd geheel Indië onder controle had gekregen. 


Wel werden er 'geheime' lijsten aangelegd met namen van 'ongewenste elementen' zoals de in Indië woonachtige en werkende NSB'er maar ok de Duitsers waaronder ook Duitse Joden, Japanners en andere 'vreemdelingen' die soms al jaren Nederlandse paspoorten hadden. Ook de controle op de aanhangers van en de 'strijd' tegen de Nationalisten werd verder opgeschroefd. Het 'strafkamp' in Boven-Digoel wat al in 1928 was ingericht bevond zich diep in de wouden van Nieuw Guinea. Er woonden tot 1942 meer dan 1100 gedeporteerde gevangen met meer dan 1000 vrouwen en kinderen. Ontsnappen was nagenoeg uitgesloten. Later zou blijken dat dit kamp nauwelijks onderdeed voor de wijze waarop de Japanners de geïnterneerde Nederlanders zouden behandelen.  

Het sociale leven van de Europeanen speelde zich af in besloten sociëteiten waar Julie geen toegang tot had. Daarnaast waren de schouwburgen en de kerken ontmoetingscentra voor de ‘society’. Julie bezocht regelmatig de Theresiakerk waar zij ook haar vroegere schoolvriendin Marie uit Bandoeng zou treffen.  Julie was ondanks haar 18 jaar een zeer zelfstandige jonge vrouw die onafhankelijk van haar gescheiden ouders haar leven in wist te richten. 

Van haar vader Ferdinand had zij al enige maanden niets meer vernomen. Hij zou in Calcutta verblijven maar haar brieven bleven onbeantwoord. Met haar moeder Charlotte, die in Bandoeng samenwoonde met haar vriend De Block had zij geen warm contact en haar broer Boy zat in het laatste jaar van zijn MULO opleiding bij het internaat van Pa van der Steur. Haar moeder had inmiddels al meer afstand genomen van het gedachtengoed van de Indische NSB. De koers van de NSB in Nederland vond Charlotte uiteindelijk toch te antisemitisch en te veel pro Duitsland.

Julie las bijna dagelijks de kranten die in Batavia verschenen. Niet alleen vanwege haar zoeken naar werk maar ook omdat zij op de hoogte wilde zijn van de spanningen op het wereldtoneel en de mogelijke gevolgen voor Indië. Zij had immers tijdens haar werk bij de PTT vele telegrammen opgenomen voor privé personen maar ook voor bedrijven met internationale handelscontacten en had deze berichten vaak vertaald waardoor zij goed op de hoogte was van de economische en politieke moeilijkheden in Europa en Indië maar ook met de spanningen van de handelspartners uit Japan en China die hun waren naar Indë exporteerden of anders goederen uit Indië kochten.

Julie was zeer geïnteresseerd in de tentoonstellingen van het Bataviaasch Genootschap voor Kunsten en zij bezocht eveneens regelmatig Kunstzaal Kolff & Co. Haar liefde voor de 17e en 18de eeuw schilders bracht haar ook in contact met de moderne schilders in die periode. Grote indruk maakte de werken van Lyonel Feininger en zijn clubgenoten uit de Der Blaue Reiter kunstenaarsgroep.  Maar ook het abstracte werk van Picasso en zijn tijdgenoten sprak haar zeer aan. In tijdschriften vond zij vaak foto’s van prachtige kleding uit Parijs die Julie dan zelf of met vriendinnen trachtte te kopiëren.

In haar hart was zij blij verlost te zijn van het strakke keurslijf van haar baan bij de Posterijen. Voor het eerst in haar leven kon zij haar eigen dagen indelen. Julie fietste veel door Batavia om kennissen te bezoeken of cultuur op te doen. Zij hield van het bekijken van mooie stoffen met textielprints en leerde in die periode ook patronen te snijden waardoor zij haar eigen kleding zelf op maat kon maken. Uiteindelijk vond zij werk als serveerster in een Café-Dansant in een uitgaanswijk van Batavia. Samen met de andere jonge vrouwen vormde zij zanggroepjes en traden later op de avond op voor het hoofdzakelijk manlijke publiek.

Julie had zich ontwikkeld tot een emotioneel stabiele persoonlijkheid. Voor Julie was het koloniale rangen en standen systeem met het onderliggende (uitbuitings-) racisme nog geen ‘zaak’ waar zij zich bewust of onbewust mee inliet. Julie sympathiseerde met de ‘gebroken geweertje’ beweging maar was geen actief lid van een organisatie of politieke partij. Zij kon goed overweg met de inlanders en Indo’s maar had ook vrienden onder de Chinese en Arabische bevolkingsgroepen. Het bleken contacten te zijn die haar in de nog ongewisse oorlogsjaren zeer van pas zouden komen.

Wanneer Julie het besluit heeft genomen om naar het aan de andere kant van Java gelegen Soerbaya te verhuizen is niet duidelijk. Vermoedelijk is haar gevraagd om op tournee te gaan met een zanggroepje en heeft zij vervolgens besloten om te gaan werken als Lady Crooner in de toen zeer bekende Tabarin Bar van Bart Groenewoud in het gezellige uitgaansgebied van Soerabaya. In het najaar van 1939 leerde Julie aldaar haar aanstaande echtgenoot William Dobson kennen. Het zou haar eerste grote liefde worden. In 1966 zou Julie, Bart Groenewoud weer opnieuw ontmoeten in Bussum waar beiden door speling van het lot woonachtig werden.


              1939 22 april - uit het Nieuws van den Dag voor Nederlands-Indië 
- klik op de tekst

                     
   Links op de foto de schouwburg van Batavia

De Theresiakerk in Batavia

Batavia Station Gambir

1940 Station Gambir

Stasion Gambir Jakarta 2008

1939 Maart uit het Nieuws van de Dag

1939 - 27 september Nieuws Van Den Dag Voor Indië


Glodok Jaman Doeloe Batavia

Kunstkring gebouw Batavia

1939 Portret van kunstenaar Charles Sayers temidden van Europese en Indonesische meisjes staande voor de wandschildering 'De Westerse Cultures'.

2007 Het Kunstkring Gebouw in Jakarta

Postspaarbank aan het Koningsplein, Batavia

1939 Spaarplan voor Kees 

De haven van Batavia - Tandjoeng Priok (Tanjung Priok)









Geen opmerkingen:

Een reactie posten